Spreeuw (Sturnus vulgaris)

Foto: J.Dijkstra

man of vrouwjong

De spreeuw staat in ons land te boek als zeer talrijk en is bij iedereen bekend. In zomer en winter zien we ze vlak bij onze woningen zich tegoed doen aan etensresten. Vooral als ze jongen hebben zijn ze ijverig in de weer. Van de aantallen spreeuwen in ons land is maar een deel trekvogel. De grote vluchten spreeuwen die u in de herfst ziet, de zogenaamde spreeuwenwolken, komen ook uit noord-oost Europa. Een deel van onze inheemse spreeuwen vliegt naar gebieden enkele honderden kilometers ten zuiden van ons land. Die spreeuwenwolken kunnen uit vele tienduizenden exemplaren bestaan. Na teruggekeerd te zijn beginnen ze half april te nestelen. Over het algemeen wordt hij tot de holenbroeders gerekend en zijn slordig nest bevat meestal vijf egaal blauwe eieren. Het nest vinden we op de meest uiteenlopende plaatsen. Spechtengaten en kasten zijn geliefd maar ook holen van knotwilgen worden bewoond. Hoewel de spreeuw door sommige tot de nuttige vogels gerekend wordt i.v.m. het groot aantal larven, rupsen en kevers dat hij verorbert is hij toch de schrik van houders van kersenboomgaarden want ook kersen staan op het menu van de spreeuw. De spreeuw is een voortreffelijk zanger/imitator en in prachtkleed is het werkelijk een juweeltje.