Vink (Fringilla coelebs)

mannetjevrouwtje

De vink is vooral in zomerkleed, een prachtige vogel. Opvallend bij het mannetje is de wijnrode voorzijde en de lijblauwe kruin en nek. Het wijfje is veel minder kleurig maar heeft wel die witte vleugelstreep. De vink is iets forser dan een mus en is ook een standvogel. Vanaf maart kunnen we zijn liedje beluisteren dat langzaam begint maar naar het eind toe steeds sneller wordt, met noemt dit een slag. Aan de snavel is te zien dat de vink een typische zaadeter is (kegelsnavel) en is daarom van oudsher geliefd als kooivogel. Op oude afbeeldingen zien we vaak vogels zoals vinken en putters. Het nest is mooi en diep en bijna altijd gebouwd met mos. Het is moeilijk te vinden en is vaak tegen de stam of tak aangebouwd. De hoogte waarop het nest gebouwd wordt kan variëren van twee tot wel vier meter. Eens vond ik een nest op slechts een meter hoogte, dat was weliswaar tegen een berghelling, maar toch. De vink komt overal voor waar hoge bomen staan zoals in parken, grote tuinen, fruitboomgaarden en lanen. 's winters zien we vaak zwervende troepjes vinken in gezelschap van andere zaadeters zoals groenlingen, kepen en ringmussen. Ze komen dan ook in onze tuinen.