Keep (Fringilla montifringilla)

mannetjevrouwtje

Hoewel de keep officieel niet tot de Nederlandse broedvogels gerekend mag worden mag ik met enige trots een zeker broedgeval noteren, en wel in 1965. Samen met mijn vogelvriend werden we bij een van onze tochten over de Lekdijk opmerkzaam gemaakt door de alarmroep van een, voor ons, onbekende vogel. Het bleek een mannetje keep te zijn en dat in juli! Dat vroeg om nader onderzoek. Na enige tijd observeren konden we vrij nauwkeurig bepalen waar de vogel zijn nest zou kunnen hebben en jawel na wat zoeken werd het nest gevonden met vier, bijna vliegvlugge jongen. Het nest lag op een horizontale tak van een appelboom op twee meter hoogte. Het is meteen gemeld bij deskundigen maar door deze werd te traag gereageerd. Na enige dagen waren de vogels gevlogen maar het heeft bij ons een blijvende herinnering achtergelaten. De keep heeft zijn naam te danken aan zijn roep dat klinkt ongeveer als "keep". In Duitsland noemen ze hem de bergvink en dat is terecht, het is familie van onze vink. In zomerkleed is het mannetje zeker zo mooi als onze inheemse vink. De keep is verder broedvogel van de Scandinavische landen en Rusland en is een bewoner van gemengd bos. Het nest wordt gebouwd in berken, dennen en sparrenbomen en vaak net als de kneu met meerdere nesten bij elkaar. Het nest is minder diep en fraai als dat van de vink. Het heeft vrijwel geen mos. ‘s Winters komen ze in sommige jaren in grote getale voor, vaak in gezelschap van vinken en andere zaadeters. We vinden ze dan foeragerend op de grond.