Grasmus (Sylvia communis)

mannetjevrouwtje

Net als alle andere boszangers heeft ook de grasmus weinig opvallende kleuren. Voor een leek is het moeilijk onderscheid te maken tussen bijvoorbeeld een grasmus en een braamsluiper. Bij andere soorten zoals de bosrietzanger en de kleine karekiet is het zelfs voor een vogelkenner zeer moeilijk. Dan brengt slechts de zang uitkomst. Zonder voldoende kennis van de zang blijft het bijna onmogelijk een onderscheid te maken. Bij vogelstudie is kennis van de zang van niet te onderschatten belang. Met alleen het determineerboekje in de hand kom je niet ver en ik raad u ook aan met een goede vogelkenner de natuur in te trekken. Nu even aandacht voor de grasmus. De vogel keert meestal niet voor de tweede helft van april uit tropisch Afrika terug. Het nestelen begint meestal midden of eind mei. Het nestje wordt in allerlei ruigten zoals bramen, brandnetels of meidoornhagen gebouwd en het ligt zelden hoger dan een meter. Uit eigen waarneming weet ik dat tijdens de jaren zeventig het wat minder goed ging met de grasmussen. We waren wat te netjes, het verdwijnen van verruigde terreinen en het diep uitmaaien van verruigde wegbermen deed geen goed aan het grasmussenbestand. Mogelijk was ook de conditie van hun overwinteringsgebied niet goed (droogte). De grasmus zingt een mooi liedje en vliegt daarbij vaak op, om enkele meters verder weer neer te dalen. Soms hangt hij al zingend in de lucht waarbij hij zijn kruinveren op zet. Het grasmusmannetje, te herkennen aan de lichtgrijze kop, is een typische mooi-weer-zanger en bij koud en winderig laat hij zich zelden horen.