Grote bonte specht (Dendrocopos major)

mannetjevrouwtjenestjong

De grote bonte specht is in ons land de meest voorkomende spechtensoort. Deze specht is iets groter dan de spreeuw en is niet uitsluitend bewoner van bossen, ook in hoogstamboomgaarden en grote parken kunnen we hem aantreffen. Het mannetje is te herkennen aan de rode nekvlek en rode onderstaart. Reeds vroeg in het voorjaar kunnen wij zijn roffel van verre horen. Met zijn snavel klopt hij dan met tien slagen per seconde op een dode tak of stam waar ook zijn nestholte in wordt uitgehakt. Meestal eind april wordt het nest klaargemaakt. Tijdens de bewoning door de jongen wordt het nest schoon gehouden door de uitwerpselen van de jongen naar buiten te werpen. Deze jongen die luid kunnen bedelen om voer hebben een rood petje en zijn van verre te horen. Deze bonte spechten komen in tegenstelling tot de groene specht zelden aan de grond. De grote bonte specht hakt zijn nest volgens de literatuur op drie meter hoogte, zelf heb ik zijn nestholte wel op slechts een meter hoogte gevonden in een fruitboom. Een andere keer in een populier op vijf meter hoogte. Eens vond ik zijn nestholte in de uiterwaarden in een groepje van slechts vier bomen. Om voedsel te zoeken voor zijn jongen moest de specht steeds de oversteek maken naar een griend achter de dijk op een paar honderd meter afstand. Omdat de grote bonte specht een standvogel is heb ik hem ook in de winter van dichtbij kunnen bewonderen. Voor dit doel had ik in een stuk dode boomstam een sleuf uitgefreesd en die gevuld met gesmolten vet en allerlei zaden en noten. Ook andere vogels kwamen daar op af en zodoende kon ik vanuit een, uiteraard tochtdichte schuilhut, de vogels fotograferen.